Als twee tandwielen tegen elkaar
aanzitten, draait het volgwiel een andere kant uit dan het aandrijfwiel. De
draairichtingen van het aandrijfwiel en het volgwiel zijn dan verschillend.
Zitten tandwielen op eenzelfde as
dan is de draairichting en draaisnelheid van deze tandwielen hetzelfde.
Een overbrenging met een snaar kun
je gebruiken om de draairichting hetzelfde te houden. Het aandrijfwiel en
volgwiel draaien dan in dezelfde richting.
Een overbrengingsverhouding geeft aan hoe vaak het volgwiel ronddraait,
als het aandrijfwiel dat één keer doet. Met overbrenging kun je de
draairichting en de draaisnelheid veranderen.
Het aandrijfwiel is het oranje
tandwiel links.
Het volgwiel is het groene
tandwiel rechts.
De as is de staaf door het
midden van het wiel. Als de tandwielen tegen elkaar aan zitten, dan draaien ze
in tegenovergestelde richting.
Als het kleine wiel het grote
tandwiel aanstuurt, ontstaat er veel kracht maar een langzaam tempo.
Als het grote tandwiel het kleine tandwiel
aanstuurt dan krijgt het kleine wiel een hoge snelheid. Maar de kracht is klein.
Met behulp van een tussenwiel (ook
wel rondsel genoemd) kan de richting weer veranderen.
Met 1 (oneven aantal) tussenwiel
draaien het aandrijfwiel en volgwiel in dezelfde richting.
Met 2 (even aantal) tussenwielen
draait het aandrijfwiel en volgwiel weer tegengesteld.
Een tussentandwiel draait alleen de
draairichting om en verandert niets aan de overbrenging!
De verhouding in dit voorbeeld
blijft 30 naar 10 dus 3x sneller!